This site uses cookies.
Some of these cookies are essential to the operation of the site,
while others help to improve your experience by providing insights into how the site is being used.
For more information, please see the ProZ.com privacy policy.
Freelance translator and/or interpreter, Verified site user
Data security
This person has a SecurePRO™ card. Because this person is not a ProZ.com Plus subscriber, to view his or her SecurePRO™ card you must be a ProZ.com Business member or Plus subscriber.
Affiliations
This person is not affiliated with any business or Blue Board record at ProZ.com.
Dutch to English - Rates: 0.11 - 0.13 EUR per word / 35 - 42 EUR per hour English to Dutch - Rates: 0.11 - 0.13 EUR per word / 35 - 42 EUR per hour French to English - Rates: 0.11 - 0.13 EUR per word / 35 - 42 EUR per hour
Dutch to English: Internationaal Ondernemen General field: Bus/Financial Detailed field: Business/Commerce (general)
Source text - Dutch Productlevenscyclus 157
Internationale marktoriëntatie 157
Partnerschap 158
Verticale bedrijfskolom 158
Horizontale bedrijfskolom 158
Design/build-contract 160
Royalty 164
Distributiekanaal 165
Input 169
Transformatie 169
Output 169
Marktentreevorm 174
Marketingactiviteiten 174
Imago 175
Ongedifferentieerd product 175
Global localization-strategie 176
Culturele aspecten 177
Prijsopbouw 179
Kostenverhogende factoren 180
Pull- of pushstrategie 182
In de praktijk komt een bedrijf in een nieuwe buitenlandse markt voor de keuze te staan:
samenwerken met een bedrijf ter plaatse, een lokaal bedrijf overnemen of een joint venture
aangaan met een lokaal bedrijf. Eventueel is het starten van een eigen onderneming in het
buitenland ook een mogelijkheid.
Bij het betreden van een nieuwe buitenlandse markt moet een beslissing worden genomen
over de mate waarin de marketingstrategie afgestemd moet worden op de lokale omstandigheden.
Moet het product aan de lokale markt worden aangepast? Is het bestaande
reclame- en promotiemateriaal bruikbaar op de nieuwe markt? In dit hoofdstuk bespreken
we op welke manier(-en) een bedrijf de internationale markt kan betreden en hoe de
marketingstrategie aangepast moet worden.
6
Marktentreevormen
&
Translation - English Ways of entering the Market &
International Marketing
When entering an international market a company must decide whether to work with a local company, take over another company, set up a joint venture with a local company or start its own company abroad.
When entering a foreign market the company must decide to what extent its market strategy needs to be geared to local conditions. Must its product be geared to the local market? Can the existing advertising and promotional material be used locally? In this chapter we discuss how a company can enter the international market and how its marketing strategy should be adapted.
Product cycle 157 Output 169
International market information 157 Ways of entering the market 174
Partnership 158 Marketing activities 174
Vertical chain of business 158 Image 175
Horizontal chain of business 158 Undifferentiated product 15
Design/build contract 160 Global localisation strategy 176
Royalties 165 Cultural aspects 177
Distribution channels 165 Price structure 179
Input 169 Mark-up factors 180
Transformation 169 Pull or push strategy 182
Dutch to English: Enttry of the Emperor Charles V and Prins Philip into Antwerp in 1549 General field: Social Sciences Detailed field: History
Source text - Dutch Een forum voor de bekrachtiging van machtsrelaties
Aanleiding tot de Antwerpse intocht was het publiekelijk zweren van wederzijdse eden van trouw door Filips en door de vertegenwoordigers van het Antwerpse bestuur. Deze eden gingen terug op het charter van de Blijde Inkomst (the Inauguration Charter), een landsprivilegie dat voor het eerst door Johanna van Brabant werd erkend bij haar aantreden als hertogin van Brabant op 3 januari 1356. Het charter stipuleerde de machtsverhouding tussen de vorst en de Brabanders en werd publiekelijk beÎdigd in Leuven. Eeuwenlang zou deze beÎdiging behouden blijven. Later zouden gelijkaardige beÎdigingen eveneens in de andere grote Brabantse steden bezworen worden. De politieke bekrachtiging van de Blijde Inkomst past binnen het kader van een cyclisch denken waarbij de maatschappij wordt georganiseerd aan de hand van een terugblik op oude machtsstructuren. Door telkens terug te keren naar eeuwenoude bepalingen werd het geloof uitgedrukt dat de beste manier om welvaart te bestendigen een terugkeer was naar de oude machtsrelaties. Doorheen dit hoofdstuk zal dit cyclische denken worden gekoppeld aan een lineair denken dat, net tegenovergesteld, denkt in termen van vernieuwing en een afstand creÎert met het verleden. Dit lineaire denken zullen we ondermeer zien in de aanpassingen die in het Blijde Inkomstcharter van 1549 werden doorgevoerd.
Tijdens onze Antwerpse intocht werden de eden tweemaal bezworen. Eerst was er een korte eed aan de stadsgrens nabij Berchem. Volgens Lodovico Guicciardini’s verslag van de intocht Descrittione di tutti i Paesi Bassi, gaf Filips daar al meteen te kennen dat hij “promettendo d’essere dipoi la morte di suo padre tutore della santa Chiesa, & vero difensore del sacro Imperio”.# Op hun beurt zweerden enkele clerici en leden van de Antwerpse magistratuur van burgemeesters en schepenen, wier stad het centrum was van een markgraafschap van het Heilige Roomse Rijk, dat zij de prins als dusdanig erkenden.
De dag na de eigenlijke intocht werden er opnieuw eden afgelegd. Deze keer voor het grote publiek van op een balkon dat uitzag over de Grote Markt. Eerst sprak Filips met de bijbel in de hand de traditionele eed van de hertogen van Brabant uit. Guicciardini is de enige verslaggever die deze eed volledig weergeeft:
NOI FILIPPO (…) giuriamo nell’auuenimento, & successione nostra di tenere, & far’ tenere ferme & valide la ragioni, & diritti della santa chiesa, & cosi della villa d’Anuersa, & Marchesato del Santo Imperio di Roma, & generalmente li loro statuti & preuilegi, libelli, esentioni, o franchigie, & tutti li lore diritti, & vsanze antiche & moderne, & parimente i preuilegi della nostra gioiosa entrata, conceduti & accordati dat noi a detti stati di Brabante, senza eccettuate cosa alcuna: & che non faremo no lascreremo fare in nessuna maniera al contrario ne in tutto, ne in parte, & che faremo tutto quello, che vn’buono & legittimo Signore, Ë obligato di fare alla sua villa d’Anuersa, al Marchesato del santo Imperio di Roma, & a buoni suggetti, & habitatori di quella; cosi ci aiuti Iddio & tutti in santi.#
Daarna sprak de magistraat van burgemeesters en schepenen in naam van het hele Antwerpse bestuur zijn eed van trouw uit. Volgens alle verslaggevers bevestigden de omstaanders hem hierin door met vollen stemmen ende opgeheven handen (with clear voices and raised hands) hun akkoord te roepen.
De vorstelijke en stedelijke eden, maar vooral het hernieuwde Blijde Inkomstcharter waarop een rechtsreeks beroep werd gedaan, zullen de rode draad vormen doorheen dit hoofdstuk. Het is verrassend dat geen enkele onderzoeker al eerder deze eden inhoudelijk aan de Antwerpse feestelijkheden heeft gekoppeld. Vooraleer we op dit onontgonnen terrein de eerste stappen zetten, zullen we in het kort nagaan wat er precies werd gezworen en in welke mate dit afweek van eerdere charters. Daarna zullen we onderzoeken welke rol de feestelijkheden speelden binnen de publieke bekrachtiging van de vorstelijke en stedelijke machtsbepalingen. Hierbij bekijken we eerst de figuren die op de scËnes en triomfbogen te zien waren en gaan we na waarom er sprake kan zijn van een coherent opgebouwd en intellectueel gelaagd stedelijk programma. Het derde en laatste gedeelte van het hoofdstuk zal dit figurenprogramma trachten te situeren in de politieke verwikkelingen in de zestiende eeuw.
De politieke macht in Antwerpen
Eerst moeten we kort onze aandacht richten op de politieke instanties die betrokken waren bij deze herbevestiging van de machtposities in Antwerpen. Hiervoor kunnen we opnieuw een beroep doen op Guicciardini’s beschrijving van de Nederlanden. Hij gaat er uitgebreid op in hoe de stad werd bestuurd.# Het hoogste gezag werd uitgeoefend door de hertog van Brabant, eveneens markgraaf van Antwerpen. In de intocht van 1549 ging het om deze machtsposities. Filips werd immers door zijn vader voorgesteld in de hoedanigheid van de toekomstige hertog en markgraaf. De eigenlijke machtsoverdracht gebeurde pas in 1555. Door enkele jaren daarvoor reeds een reeks van intochten te houden, wilde Karel zijn zoon een onstuimige beginperiode besparen.
Maar Guicciardini legt er in zijn beschrijving de klemtoon op dat Antwerpen van oudsher heel veel en heel belangrijke privilegies had verkregen, “che ella come da per se (saluo sempre il iure & speriorit‡ del Principe) quasi a modo di citta libera, & di Republica se regge & si gouerna”.# Om deze onafhankelijke machtspositie te benoemen en tegelijkertijd te legitimeren, grijpt de Italiaanse kronikeur vanuit een cyclisch denken terug naar een eeuwenoud politiek systeem. Hij ziet de Antwerpse machtsorganisatie namelijk als een terugkeer van wat de Griekse historicus Polybius met de term ‘republiek’ benoemt. Net zoals bij Polybius’ politieke systeem, zo schrijft Guicciardini, gaan ook in Antwerpen de monarchie, aristocratie en democratie samen. Aan de vorst komt het hoogste gezag toe, aan de adel het eigenlijke bestuur en aan de bevolking de macht en het leger.
Toegepast op Antwerpen leren we van Guicciardini dat de stad kon bogen op een eeuwenoude opeenvolging van goede vorsten. Daarnaast bekleedden adellijke families, zoals de geslachten Van Liere, Rockox en Van Werve, op bekwame wijze de hoogste politieke functies door te zetelen in twee bestuurscolleges, de magistraat met de buitenburgemeester (het politieke en militaire hoofd), de binnenburgemeester (met vooral een rechtsbevoegdheid), en zestien of achttien schepenen enerzijds# en het college van oud-burgemeesters en oud-schepenen anderzijds. Het sporadische volksoproer niet te na gesproken—Guicciardini vermeldt onder meer de onrusten in 1477 en 1554—, kreeg het hoogste bestuur meestal de instemming en steun van het volk. De inspraak van de bevolking werd op institutionele basis verleend aan twee andere bestuurscolleges. Vooreerst was er de burgerij of poorterij waar wijkmeesters de stadswijken vertegenwoordigden. Daarnaast was er de dekenij die bestond uit de dekens van de ambachten.
De burgermeesters en schepenen konden geen belangrijke beslissingen doorvoeren zonder dat alle bestuurcolleges hun goedkeuring hadden verleend in de zogenaamde Brede Raad. Zo hadden de vier bestuurscolleges niet alleen hun zeg in de organisatie van de intocht, maar ook in de erkenning en vernieuwing van de eden die teruggingen op de veertiende-eeuwse Blijde Inkomst. De stedelijke eden op de Grote Markt werden weliswaar uitgesproken door de burgemeesters en schepenen, maar zij vermeldden in hun publieke eden expliciet dat zij de Blijde Inkomst erkenden als vertegenwoordigers van de Brede Raad.
Aangezien de eden betrekking hadden op het hertogdom Brabant, was de erkenning en vernieuwing geen zaak van Antwerpen alleen. Vooral Brussel, de hoofdstad van de Nederlanden en Leuven, waar Johanna de oorspronkelijke eden had gezworen en waar Filips in 1549 ook allereerst de Brabantse eden zweerde, hadden een gezaghebbende stem. Naast de stedelingen, hadden daarenboven ook nog de twee andere standen, de clerus en de adel, het recht om veranderingen door te voeren in de artikelen die door Filips zouden worden gezworen. Tenslotte waren er nog de Habsburgers waar men rekening mee diende te houden. Karel hield zich in hoogsteigen persoon bezig met de erkenning en vernieuwing van de eden en voerde harde onderhandelingen met de Staten om zijn machtscentralistische aspiraties te kunnen versterken.
Het Blijde Inkomstcharter
De essentie van de artikelen veranderde gedurende de tweehonderd jaar tussen de erkenning van Johanna en de uitspraak van Filips opvallend weinig.# De steden beloofden er het tolsysteem ongewijzigd te laten. Steun aan oorlogen van de vorst zouden eveneens worden verstrekt, op voorwaarde dat de Staten van Brabant daarvoor hun fiat gaven. Daarenboven bleef het hertogdom Brabant voor de adellijke geneugten van de jacht opengesteld, een artikel uit het charter dat de Habsburgers zeer nauw aan het hart zal hebben gelegen.
De aantredende hertog erkende op zijn beurt de ondeelbaarheid van het Brabantse grondgebied. Aan de steden werd toegekend dat zij een belangrijk aandeel hadden in burgerlijke zaken en strafzaken waarin burgers waren betrokken. Zelfs als een burger buiten de stadsgrenzen in een rechtszaak betrokken raakte, kon de stedelijke macht aanspraak maken op de zaak. Verder werden alle Brabanders in bescherming genomen tegen willekeurige arrestaties en folteringen. Ook inbeslagnames werden gereglementeerd. Enkel Brabantse gerechtsofficieren mochten in Brabant aanhoudingen verrichten. Vervolgens dienden de bestuurlijke functies steeds in handen te zijn van geboren en getogen Brabanders. Ook de handel werd beschermd. De hertog verbond er zich onder meer toe om de openbare wegen vrij te houden van gespuis. Meer specifiek voor Antwerpen was het tevens van groot belang dat de stad twee jaarmarkten mocht houden. Aan alle bezoekers werd een vrijgeleide gegeven waardoor zij ongehinderd op het grondgebied van de stad konden verblijven.
Ondanks de eeuwenoude traditie die een bijzonder sterke invloed had op Filips’ charter, werden er in vergelijking met eerdere charters vooralsnog bepaalde veranderingen doorgevoerd.# In de Blijde Inkomst van 1549 ging het eigenlijk voornamelijk om algemene principes omtrent de machtsverhouding tussen de drie Staten en de vorst. Bepalingen die particuliere problemen aangingen werden geschrapt.# Tevens werd de Pragmatieke Sanctie ingevoerd. Dit betekende dat het Blijde Inkomstcharter verbonden werd met andere landsprivilegies in de bedoeling dat de Nederlanden steeds ÈÈn en dezelfde vorst zouden hebben. Dit samenbrengen van zeventien provinciÎn tot de Bourgondische Kreitz, een personele unie, doorbreekt het cyclische denken van de eeuwenoude erkenning van de verschillende landsprivilegies. Deze verandering getuigt dan ook van de Habsburgse drang naar een groeiende machtscentralisatie.
Voor de Habsburgers was het echter moeilijk om diepgaande vernieuwingen tot stand te brengen. De Staten van Brabant keken met argusogen toe en wilden het liefst zo weinig mogelijk het centralistische streven van de vorst bevorderen. Het meest pregnante voorbeeld hiervan was het recht tot dienstweigering aan de vorst als deze de Blijde Inkomst schond. Dit werd geÎxpliciteerd in de artikelen 58 en 59 waarin de vorst zegt dat zijn Brabantse onderdanen bij een vorstelijke schending van de Blijde Inkomst hem pas terug moeten dienen wanneer het euvel is rechtgezet. Karel wilde deze bepaling uit het charter schrappen wegens al te zeere exhoirbitant ende onbehoirlyck (for too exorbitant and improper). Het kon, zijns inziens, al te gemakkelijk de aanzet geven tot seditie ende muterie (revolt and mutiny).# Hier staan de drie Staten elkaar echter bij en menen unaniem dat aan deze artikels niet getornd mag worden.
Door het behoud van de bepaling rond dienstweigering maken ze een kritische kanttekening bij hun onderwerping aan de nieuwe vorst en houden op deze manier een stok achter de deur. Deze bepaling bood in 1581 de Staten-Generaal een juridisch houvast om het Plakkaat van Verlatinge af te kondigen waardoor Filips werd afgezet als hertog van Brabant en vorst van de Nederlanden (zie infra).# Vanuit het cyclische denken zou dit in theorie kunnen betekend hebben dat de Staten-Generaal de revolutie had afgekondigd. Hier is echter sprake van een ‘revolutie’ in de oorspronkelijke betekenis van revolvere, het terugkeren naar de oude politieke normen en waarden.
Woord vooraf tot de Blijde Inkomst
Wat wel sterk gewijzigd was in 1549, maar steevast door rechtshistorici wordt verwaarloosd, is het woord vooraf tot het Blijde Inkomstcharter. Karel en Filips richten hier expliciet het woord tot de lezers, allen den ghenen die dese iegewoirdige zullen sien (all those how will see this here). Deze tekst is veel omvangrijker dan het woord vooraf tot Karels charter van 1515 en gaat uitgebreid in op de machtsoverdracht van vader op zoon. Er wordt hier een bijzondere situatie verklaard die niet kan worden gelegitimeerd door een verwijzing naar een precedent. Het is immers ongezien dat een vorst aangeeft uit eigen beweging afstand te zullen doen van zijn macht. Deze uitzonderlijkheid wordt gelegitimeerd door de genegenheid die de oude vorst zegt te hebben voor Brabant en de Nederlanden. De keizer is fier op het gemeynen welvaren, ruste, vrede, ende versekerheyt (general prosperity, calm, peace, and security) van zijn onderdanen en wil deze gunstige situatie zo goed mogelijk in stand houden. Een vlotte toekomstige machtsoverdracht is dan ook aangewezen.
Om deze reden, zo melden de Habsburgers in het woord vooraf, is de prins naar de Nederlanden gekomen. In Brabant wil hij volmondig zijn erkenning geven aan de ouder manier ende costume (old manner and costume) en net als zijn voorvaderen een nieuwe Blijde Inkomst schenken. Meer algemeen stelt het woord vooraf dat de Blijde Inkomst moet worden gezien binnen de context van het bezoek van de Spaanse prins om aan zijn toekomstige onderdanen zijn “goede ende zunderlinge oprechte liefde ende affectie” te betonen.# Dit heeft tot doel dat de Brabanders (en Nederlanders in het algemeen) hem “als hueren toecommenden Heere ende Prince, genegen, geaffectionneert ende verobligeert blyven moegen”.# De Blijde Inkomst is dus slechts een eerste stap in de aanvaarding van de prins als nieuwe vorst. Door zijn bezoek wil de prins immers meer dan louter de toekomstige machtsrelatie tussen hem en zijn onderdanen juridisch op punt stellen. De Habsburgse prins drukt het verlangen uit zijn onderdanen te leren kennen en zich bij hen te voegen als primus inter pares.
Het woord vooraf en de uiteindelijke artikelen van het charter geven essentiÎle visies weer over de politieke organisatie van een samenleving. Een verandering is enkel mogelijk als de artikelen te sterk refereren aan lang vervlogen particuliere situaties. Eenzelfde klemtoon op het behoud van eeuwenoude posities is ook te vinden in het Habsburgse woord vooraf aan de lezer. De Habsburgers vermelden immers expliciet dat het toekomstige politieke, juridische en economische beleid van Brabant wordt uitgestippeld door constant het vruchtbare en eeuwenoude overleg tussen onsen voirvaderen Hertogen ende Hertoginnen van Brabant, saligergedachten (our forefathers Dukes and Duchesses, of blessed memory) en de Staten voor ogen te houden en verder te zetten.
Translation - English Chapter II
A forum for the confirmation of power relations
The occasion for the Entry into Antwerp was the public swearing of mutual oaths of allegiance by Philip and by representatives of the Antwerp city authorities. These oaths went back to the Inauguration Charter, a territorial privilege first recognised by Johanna van Brabant when she became Duchess of Brabant on January 3, 1356. The charter specified the balance of power between the monarch and the people of Brabant and was publicly taken in Leuven. This oath remained in force for centuries. Similar swearing of oaths also took place later in the other big cities in Brabant. The political confirmationratification of the Joyous Entry is in keeping with athe notion of a cyclical idea in whichwhereby society is organised by returninglooking back to former power structures. Repeatedly returning to centuries-old provisions was a way of expressinggave expression the belief that the best way to prolong prosperity was to revive old power relations. Throughout this chapter this cyclical thinking will be linked to a linear line of reasoning that, conversely, is based on renewal and moving away from the past. We will see this linear thinking in, amongst others, the amendments made to the Joyous Entry Charter of 1549.
During our Entry into Antwerp the oaths were sworn twice. First there was a short oath ceremony at the city boundary near Berchem. According to Lodovico Guicciardini’s report on the Entry, Descrittione di tutti i Paesi Bassi, Philip immediately announced that he “promettendo d’essere dipoi la morte di suo padre tutore della santa Chiesa, & vero difensore del sacro Imperio”.# In turn, a number of clerics and members of the Antwerp magistrature of lord mayor and aldermen, whose city lay at the centre of a margravate of the Holy Roman Empire ruled by a margrave, swore that they recognised the prince as such.
Oaths were taken again the day after the actual Entry, this time on a balcony in front of a large crowd on the Grote Markt, the city square. First Philip, with the Bible in his hand, recited the traditional oath of the Duchess of Brabant. Guicciardini is the only reporter who renders this oath in its entirety:
NOI FILIPPO (…) giuriamo nell’auuenimento, & successione nostra di tenere, & far’ tenere ferme & valide la ragioni, & diritti della santa chiesa, & cosi della villa d’Anuersa, & Marchesato del Santo Imperio di Roma, & generalmente li loro statuti & preuilegi, libelli, esentioni, o franchigie, & tutti li lore diritti, & vsanze antiche & moderne, & parimente i preuilegi della nostra gioiosa entrata, conceduti & accordati dat noi a detti stati di Brabante, senza eccettuate cosa alcuna: & che non faremo no lascreremo fare in nessuna maniera al contrario ne in tutto, ne in parte, & che faremo tutto quello, che vn’buono & legittimo Signore, Ë obligato di fare alla sua villa d’Anuersa, al Marchesato del santo Imperio di Roma, & a buoni suggetti, & habitatori di quella; cosi ci aiuti Iddio & tutti in santi.#
Then the magistrature of lord mayor and aldermen took their oath of allegiance on behalf of the entire government of Antwerp. According to all reports, the crowd confirmed this by shouting out its agreement ‘in full voice and with raised hands’.
The monarchial and city oaths, but especially the renewed Joyous Entry Charter to which an appeal was directly made, form the leitmotif that runs through this chapter. It is surprising that no researcher has to date explored the relation between these oaths and the festivities in Antwerp in terms of content. But before we venture into this unexplored field of study, let us briefly examine what exactly was sworn and to what extent it differed from earlier charters. After that, we will examine the role of the (?) festivities in publicly confirming the power balance between monarchy and city. For this we will first look at the figures in the scenes and on the triumphal arches and will examine why there was such a coherently composed and intellectually layered urban programme. The third and final section of the chapter will attempt to situate this figurative programme within the political intrigues of the sixteenth century.
Political power in Antwerp
First we must focus our attention on the political bodies involved in this reconfirmation of the positions of power in Antwerp. Here we can once again refer to Guicciardini’s description of the Low Countries. He examines in depth the city’s administration.# The highest authority was exercised by the Duke of Brabant, who was also Margrave of Antwerp. The Entry of 1549 was about these positions of power. After all, Philip was introduced by his father in his capacity as future duke and margrave. The actual transfer of power only took place in 1555. By already staging a series of Entries some years in advance, Charles wanted to spare his son a turbulent early period.
In his description, however, Guicciardini emphasises that Antwerp had traditionally acquired numerous and important privileges, “che ella come da per se (saluo sempre il iure & speriorit‡ del Principe) quasi a modo di citta libera, & di Republica se regge & si gouerna”.# To name and at the same time legitimise this independent position of power, the Italian chronicler, by thinking cyclically, falls back on a centuries-old political system. He views the Antwerp power organisation as a return to what the Greek historian Polybius designates with the term ‘republic’. Just as in Polybius’s political system, writes Guicciardini, the monarchy, aristocracy and democracy go together in Antwerp. To the monarch falls the highest authority, to the aristocracy the actual administration, and to the populace the power and the army.
Applied to Antwerp, we learn from Guicciardini that the city could boast a centuries-long succession of good monarchs. In addition, aristocratic families such as the houses of Van Liere, Rockox and Van Werve competently occupied the highest political positions by residing in two governing bodies, the magistrature with the lord mayor (the political and military head), the judicial convenor (with, especially, the entitlement to rights), and sixteen or eighteen aldermen on the one hand# and the bench of former lord mayors and former aldermen on the other. Sporadic popular revolts notwithstanding — Guicciardini mentions the uprising of 1477 and 1554 — the highest body usually received the approval and support of the people. The involvement of the populace was granted on an institutional basis to two other governing bodies. First the cCitizenry or poorterij [burghers? bourgeois?] where wijkmeesters [tribunes? district chiefs?] represented the city districts. In addition there was the Deanery, consisting of the deans of the crafts.
The lord mayor [lord mayors?] and aldermen could not push through any important decision without receiving the approval of all governing bodies in a so-called General Council. Therefore the four governing bodies not only had a say in the organisation of the Entry but also in the recognition and renewal of the oaths that dated back to the fourteenth-century Joyous Entry. The city oaths on the Grote Markt may have been uttered by the lord mayor [lord mayors?] and aldermen, but in their public oaths they explicitly stated that they recognised the Joyous Entry as representatives of the General Council.
As the oaths related to the Dukedom of Brabant, recognition and renewal wasn’t a matter for Antwerp alone. Brussels in particular, the capital of the Low Countries, and Leuven, where Johanna had taken the original oaths and where Philip took the very first Brabant oath in 1549, had an authoritative voice. In addition to the city’s citizens, two other social groups, the clergy and the aristocracy, were entitled to make amendments to the articles that were to be sworn by Philip. Finally, the Habsburgers themselves had to be taken into consideration. No less a person than Charles himself was involved with the recognition and renewal of the oaths and conducted tough negotiations with the States to strengthen his aspirations to centralise power.
The Joyous Entry Charter
The essence of the articles changed surprisingly little during the two hundred years between the recognition by Johanna and their utterance by Philip.# The cities promised to leave the toll system unchanged. Support for wars fought by the monarch would also be provided , on condition that the States of Brabant gave their approval. Furthermore, the Dukedom of Brabant remained open for the aristocratic pleasure of hunting, an article from the charter that will have been very dear to the Habsburgers.
In turn, the soon-to-be-appointed duke recognised the indivisibility of the territory of Brabant. The cities were granted an important role in civic matters and criminal cases in which citizens were involved. Even if a citizen got involved in a lawsuit outside the city limits, the city authorities could make a claim to the case. Moreover, all the people of Brabantders were guaranteed protection against indiscriminate arrest and torture. Confiscation was also regulated. Only judicial officials from Brabant could make arrests in Brabant. In addition, the administrative positions had to be occupied by born-and-bred Brabanders. Trade, too, was protected. The duke committed himself to keeping the public roads free of rabble. More specifically for Antwerp, it was of great importance that the city could hold two annual markets. All visitors were granted a permit that entitled them to remain within the city limits undisturbed.
Despite the centuries-old tradition that exerted a particularly strong influence on Philip’s charter, certain changes were made, in contrast to previous charters.# The Joyous Entry of 1549 mainly covered general principles relating to the balance of power between the three States and the monarch. Clauses that addressed particular problems were deleted.# In addition, the Pragmatic Sanction was adopted. This meant that the Joyous Entry Charter was linked to other territorial privileges in the sense that the Low Countries would still have one and the same monarch. This gathering of seventeen provinces in the Burgundian Kreitz [Burgundian Circle?], a personal union, breaches the cyclical thinking of the centuries-old recognition of the different territorial privileges. This change is therefore evidence of the Habsburgian urge to centralise power more effectively.
For the Habsburgers, however, it was difficult to achieve radical reforms. The States of Brabant watched vigilantly and preferred to assist the centralist ambitions of the monarch as little as possible. The most succinct example of this was the right to refuse to serve in the monarch’s military force if he violated the Joyous Entry. This was made explicit in Articles 58 and 59, where the monarch states that if he violates the Joyous Entry, his Brabant subjects must serve him again only once the shortcoming has been rectified. Charles wanted to remove this provision from the Charter because it was ‘zeere exhoirbitant ende onbehoirlyck’ (‘too exorbitant and improper’). It could, he felt, easily lead to ‘seditie ende muterie’ (‘revolt and mutiny’).# The three States supported one another here and were unanimous in their refusal to allow any meddling with these articles.
By retaining the clause that stated their right to refuse to serve in the military, they were a critical commenting on their subjection to the new monarch and, in the process, keeping an option open. In 1581 this clause offered the States General a legal basis to promulgate the Bill of Independence by which Philip was deposed as Duke of Brabant and monarch of the Low Countries (see below).# From the viewpoint of cyclical thinking, this could in theory have meant that the States General announced a revolution. What we haved here, however, was a ‘revolution’ in the original sense of revolvere, a return to former political standards and values.
Introrduction to the Joyous Entry
What was significantly altered in 1549, but has always been disregarded by legal historians, was the introduction to the Joyous Entry Charter. Here, Charles and Philip address the readers directly, ‘allen den ghenen die dese iegewoirdige zullen sien’ (‘all those who will see this here’). This text is much longer than the introduction to Charles’s charter of 1515 and deals extensively with the transfer of power from father to son. An exceptional situation is elucidated here that cannot be legitimised by reference to a precedent. After all, it is unheard-of for a monarch to express a wish to abdicate and relinquish power. This exceptional circumstance is legitimised by the affection the old monarch claims to have for Brabant and the Low Countries. The emperor was proud of the ‘gemeynen welvaren, ruste, vrede, ende versekerheyt (‘general prosperity, calm, peace, and security’) of his subjects and wanteds to preserve this favourable situation as best as possible. A swift future transfer of power was therefore appropriate.
That is why, as the Habsburgers write in the introduction, the prince had come to the Low Countries. In Brabant he wanted to show his full recognition for the ‘ouder manier ende costume’ (‘old manner and costume’) and, just like his forefathers, grant a new Joyous Entry. More generally, the introduction states that the Joyous Entry should be seen within the context of the visit of the Spanish prince to show to his subjects his ‘goede ende zunderlinge oprechte liefde ende affectie’.# His aim was that the Brabanders (and the people of the Low Countries in general) would recognise him “als hueren toecommenden Heere ende Prince, genegen, geaffectionneert ende verobligeert blyven moegen”.# The Joyous Entry was therefore just a first step in the acceptance of the prince as the new monarch. After all, with his visit the prince wanted to achieve more than finalise the future power balance between him and his subjects. The Habsburg prince expressed the desire to get acquainted with his subjects and join them as primus inter pares.
The introduction and the eventual articles of the Charter reflect essential visions of the political organisation of society. A change was only possible if the articles refer too explicitly to particular situations long passed. A similar emphasis on the preservation of centuries-old positions can be found in the Habsburg introduction to the reader. After all, the Habsburgers stated explicitly that the future political, legal and economic policy of Brabant was to be outlined by constantly bearing in mind and preserving the productive and centuries-old consultation between ‘onsen voirvaderen Hertogen ende Hertoginnen van Brabant, saligergedachten’ (‘our forefathers Dukes and Duchesses, of blessed memory’) and the States.
If anything was to change in the Joyous Entry, it was the necessity to return to the former situation. Renewal was therefore put at the service of tradition. The revised charter expressed a desire to return to a Golden Era, which could be aspired to by taking all decisions ‘ter welvaert ende ruste desselfs lants’ (‘for the prosperity and peace of this land’). With this return in mind, Charles stated categorically that the Brabanders would be content with his ‘zeer lieve ende zeer beminden zoene’ (‘very dear and very loved son’). Likewise, throughout the articles it was clear that peace was high on the wish-list of Brabant and certainly Antwerp. Peace and prosperity, after all, were closely linked to the preservation of existing constellations.
This disposition towards conservatism was also a key issue in Grapheus’s introduction to the official report of the Entry. Here, too, emphasis was put on the prolongation of the Habsburger dynasty, the warm relation between the Habsburgers and the people of the Low Countries, and the peace and prosperity. But it was not the Habsburgers who were speaking in this introduction; here Grapheus was addressing the youngest member of the family, Philip’s son Don Carlos. The writer made clear how much Carlos’s grandfather felt at home in the Low Countries where his roots lay, how much the fate of the Low Countries therefore meant to him, and how he aimed to make his son Philip as dearly loved as himself.
After the many exhausting and inevitable wars to protect the Holy Roman Empire, intended only to bring peace to his subjects, Charles eventually found calm in the Low Countries. Everywhere, and certainly in Antwerp, Grapheus claimed, there was great rejoicing when his son accompanied him. A huge crowd surged to behold and cheer the future monarch. Grapheus wrote to Don Carlos that his intention was to record these expressions of happiness. He wanted to preserve the memory of how a crowd of people rushed to see the prince walk in the parade
English to Dutch: Adolescence Sexual Behaviour General field: Social Sciences Detailed field: Social Science, Sociology, Ethics, etc.
Source text - English Adolescence' is the French word derived, from 'adolescere', which means growing up. It is the age group of 10 to 19 years. Since every individual is different and develops in his/her unique way, it is difficult to fix a particular age group. The bridge between the childhood and the adulthood is adolescence. The beginning of adolescence is known as 'puberty.' It is marked by menarche (first menstruation) in girls, which generally occurs between the age of 11 and 13 years; and by first nocturnal emission (wet dream) in boys, which generally occurs between the age of 12 and 14 years. The period of growing up is of about 4 years. Girls become mature at an early age than boys. There are physical as well as psychological changes. The physical changes precede psychological changes.
In some, the puberty may be delayed upto 16 years and in some it may be as early as at 10 years. Physical Changes (Secondary Sexual Characteristics) The physical changes in girls at puberty other than menarche are development of breasts, pubic hair, hair in the armpits, pimples on the face, appearance of vaginal secretions, functioning of sex glands, increase in height, broadening and rounding of hips and getting an attractive look. The physical changes in boys other than wet dreams are development of hair on face, in armpit and on pubis, change of voice, development of Adam's apple in the neck, pimples on the face, painful swellings in the breasts, enlargement of penis and functioning of sex glands. The height increases, the body looks muscular and the shoulders broaden. Pattern of Sexual Maturation Age in Boys Girls Years 11 - Pubic hair appears Budding of breasts 12 Pubic hair appears Growth of sex organs. 13 Growth of testes, Hair in the armpits, penis and sex glands menarche (first men- struation). 14 Wet dreams, hair in - armpits, change of voice 15 - Pimples 16 pimples End of bony growth. 17 End of bony growth.
Psychological Changes Adolescence is a period of psychological and emotional upheaval. Adolescents feel concerned about how they look and might spend hours in front of the mirror, caring for outward appearance. There is a need to be attractive and to dress like others of their age group. They like to spend more and more time with the friends of their age and of their own sex. Their conversation on phone may go unending. As they grow they may want to make friendship with the person of opposite sex. They like to fall in love. They become moody, at times elated and at times depressed, and have a feeling that nobody cares for them. They want to have freedom.
Translation - Dutch Adolenscence” is Frans en afgeleid van “adolescere”. Het betekent volwassen worden. Het duidt de leeftijdsgroep aan tussen 10 to 19 jaar. Het is moeilijk een zeker leeftijdsgroep aan te duiden want elk individu ontwikkelt zich op zijn/haar eigen unieke wijze. Adolescentie vormt de brug tussen jeugd en volwassenheid. Pubertijd is het begin van adolescentie. Bij meisjes wordt het gekenmerkt door menarche (eerste menstruatie) en doet zich voor tussen het 11de en 13de jaar en bij jongens is het de eerste pollutie (natte droom) die normaliter plaats vindt tussen het 12de en 14de jaar. Deze periode duur ongeveer 4 jaar. Meisjes worden eerder volwassen dan jongens. De veranderingen zijn zowel lichamelijk als psychisch. Eerst komen de lichamelijke veranderingen en dan pas de psychische.
Bij sommige kinderen kan de pubertijd vertraagd worden tot ze ongeveer een jaar of 16 zijn en bij anderen kan die veel te vroeg beginnen bij een jaar of 10.
Lichamelijke Veranderingen (Secundaire Geslachtskenmerken). Behalve de eerste menstruatie zijn de lichamelijke kenmerken bij meisjes de groei van de borsten, schaamhaar, haar onder de oksels, puistjes in het gezicht, de eerste verschijnselen van vaginale secretie, het werken van de seksklieren, groei, uitronden van de heupen en er aantrekkelijk gaan uit zien.
Behalve natte dromen zijn bij jongens de lichamelijke veranderingen het ontwikkelen van gezichtshaar, haar in de oksels en op de pubis, stemverandering, het ontwikkelen van de adamsappel in de keel, gezichtspuistjes, pijnlijke zwelling van de borsten, penisvergroting en het functioneren van de seksklieren. Het lichaam wordt groter, gespierder en de schouders worden breder.
Schema van seksueel ontwikkeling bij jongens en meisjes: meisjes 11 jaar- schaamhaar verschijnt, borsten worden ontwikkeld 12 jaar – schaamhaar verschijnt groei van de seksuele organen, 13 groei van de testes, oksel haar verschijnt, penis en seksklieren, eerste menstruatie. 14 natte dromen, haar onder de oksels, stemverandering. 15 pukkeltjes, einde groei botten. 17 einde groei botten.
Psychologische veranderingen. De adolescentie is een tijd van hevige psychologische en emotionele veranderingen. Pubers maken zich zorgen over hun uiterlijk en kunnen uren voor de spiegel zitten met het verzorgen van hun uiterlijk. Zij vinden dat zij er aantrekkelijk uit moeten zien en zich te kleden zoal alle anderen leeftijdsgenoten. Ze willen steeds meer tijd doorbrengen met leeftijdsgenootjes van hetzelfde geslacht. Ze kunnen uren aan de telefoon gekluisterd zitten en praten met hun vrienden. Wanneer ze wat ouder worden willen zij vriendschap sluiten met iemand van de andere sekse. Zij worden vaak verliefd. Zij worden chagrijnig, en worden dan weer opgetogen en dan weer neerslachtig. Zij hebben een gevoel dat niemand om ze geeft. Ze willen vrijheid hebben.
More
Less
Translation education
Other - NUTS Academie (Now Higher School for Language Teachging and Translation
Experience
Years of experience: 35. Registered at ProZ.com: Sep 2011.
You will see the photo of Gypsyboy's successor, who actually answers to the name of Mikki. He is extremely intellegent and sociable. Just like his owner.
But now about me. I am half English, half Czech. I lived in England, and then what was Czecholslovakia. It was no joke under the Commies. As a foreigner and half-Czech you learnt to keep your mouth shut eventhough you were 8 years old. When I was ten we moved to Holland, and tehn horrors of horrors I was sent to boardingschool, from where I went to study history at London University. Great fun
I am now retired. I worked for ISNAR (Int. Service for NAtional Agricutural Research). I get my job as a senior bi-lingual secretary because I spoke French. I'd learnt it whilst living in France (for 4 years). What I liked about my work was editing reports etc. written by non native speakers. It gives one a lot of satisfaction turning bad English into "proper" English.
I then went to the ICTY where I remained until my retirement. Now there was a real challenge. It had just been set up. Everything still had to be done to make it run smoothly. The trials hadn't started yet and we had to read through the evidence (Horrible). I met very interesting people who were seldom boring.
As I mentioned above I am retired. On the one had it is nice to do what you want when you want, but I do have to do the cleaning, etc. These are jobs I hate. I am a rotten housekeeper. What I do miss are my friends who are spread all over the world. You can't just pop round when you want or go shopping together. What I can do is say I am coming to stay for a week. This makes a nice holiday break. Friends do the same to us. We have just had friends from Ireland come to stay for the weekend.
I still go to concerts and visit the theatre. I also love taking Mikki for a walk. Always meet people I know and have a chat. My days are filled because last but not least I do translation and editing work. I'm rarely bored.
Keywords: dutch, english, text editing, business, business law, small businesses, international business, family, general law, int. law. See more.dutch, english, text editing, business, business law, small businesses, international business, family, general law, int. law, int. criminal law, human resources. See less.